Werkhoven
Gepubliceerd op 5 april in Verleden.
Begin
Keizer Otto III (980-1002) schonk aan het einde van zijn leven aanzienlijke keizerlijke goederen in het Kromme-Rijngebied aan Heribert, de aartsbisschop van Keulen. Deze droeg de bezittingen in 1019 over aan de abdij van Deutz nabij Keulen. Bij de schenking in 1002 was er sprake van een curtis of hof, genaamd Wercundia. In een tekst uit de periode 918-948 werd deze nederzetting aangeduid met de naam Uuerken. In Uuerken of Werkhoven werden twee kerken gesitueerd, maar men vermoedt dat één kerk die van Odijk is. Een curtis is een centrale hof van waaruit de landbouwexploitatie geregeld werd door een vertegenwoordiger van de grondeigenaar, de hofmeier. Een curtis was een met pallisaden omheind terrein waarbinnen de gebouwen voor bewoning en opslag stonden. Buiten de hof stonden de hutten van hen die in dienst van de eigenaar de grond bewerkten. Zij hadden een gemeenschappelijk stuk grond in gebruik, de meent of brink. Uit een dergelijk complex is Werkhoven voortgekomen. Rond deze brink kwam bebouwing, waarvan de kerk en boerderijen het hoofdbestanddeel vormden.
Bestuur
In de loop van de twaalfde eeuw heeft de abdij van Deutz Werkhoven vervreemd en is het goed in bezit gekomen van de Utrechtse bisschop. De bisschop bezat overigens al een klein deel van het Werkhovense gebied dat rond 850 door de Frankische koning geschonken was. De bisschop behield de lage rechtsmacht in Werkhoven, waardoor het dorp geen ambachtsheer kende. Binnen het gerecht van Werkhoven vielen twee mini-gerechten; deze enclaves waren wel ambachtsheerlijkheden. Hiermee waren vroeger twee dienstlieden van de bisschop beloond voor hun diensten. De bisschop zelf benoemde de schout en later deden de Staten van Utrecht dat. De rechtspraak van de mini-gerechten werd door het gerecht van Werkhoven verzorgd. Qua bestuur waren ze wat onafhankelijker. In 1554 ging Werkhoven van buurgerecht over op schepenrecht. In de Franse Tijd werden de gerechten opgeheven en werd Werkhoven een mairie/gemeente. De kerntaak van de gemeente lag voortaan op bestuurlijk gebied. In 1811 bestond de gemeente Werkhoven uit de oude gerechten Werkhoven en Odijk. In 1816 werd Odijk weer een zelfstandige gemeente. In 1964 werden Bunnik, Odijk en Werkhoven samengevoegd. De samenwerking tussen de drie dorpen bestond al eerder, want in 1897 bouwden de drie gemeenten een gezamenlijk raadhuis aan de Dorpsstraat te Bunnik.
Agrarisch gebied
Landbouw is eeuwenlang de kurk geweest waarop de economie van Werkhoven dreef. Tot diep in de negentiende eeuw was akkerbouw het belangrijkste middel van bestaan. Eerst vond deze plaats op de natuurlijke hoge stroomruggronden van de Kromme Rijn, die een onregelmatig verkavelingspatroon vertonen. Na de afdamming van de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede in 1122 werden projectmatig grote stukken wildernis ontgonnen in de lager gelegen komgronden. Deze verkaveling kenmerkt zich door lange en smalle evenwijdige stroken. Inklinking van de grond maakte deze ontginningen later deels alleen geschikt voor weideland. Het accent kwam pas eind negentiende eeuw te liggen op vee- en fruitteelt als gevolg van een diepe crisis in de akkerbouw. In deze moeilijke periode werden er wel twee steenfabrieken gevestigd in Werkhoven, maar het belang van de agrarische sector bleef onverminderd groot. Ook de verbeterde infrastructuur had op de lokale economie weinig effect. Het agrarische aspect bleef het belangrijkste. Na de Tweede Wereldoorlog kwam nieuwe bedrijvigheid nauwelijks van de grond. Wel werd Werkhoven steeds meer een forensendorp.
Dorpsontwikkeling
Het begon allemaal rond de brink, waar de van origine twaalfde-eeuwse Stevenskerk nog staat. Alleen de toren is oud, de rest werd in 1828 nagenoeg vernieuwd. De overige bebouwing dateert voor het grootste deel uit de achttiende en negentiende eeuw. Door de gerichtheid van de voorgevels naar de brink, kreeg deze ruimte de functie van een dorpsplein. Langs de Herenstraat, Beverweerdseweg en Herenstraat ontwikkelde zich de rest van de bebouwing. De komst van de nieuwe katholieke kerk in 1908 aan de Herenstraat gaf een impuls aan de ontwikkeling aldaar. Voorheen stond de katholieke kerk geheel buiten het dorp op het goed Nieuwendaal. De meerderheid van het dorp was de katholieke kerk trouw gebleven. In de oorlog werd als gevolg van de aanleg van de provinciale weg een uitbreidingsplan ontwikkeld dat structuur moest geven aan bebouwing die langs deze weg zou komen. In 1960 kwam men pas met een algemeen uitbreidingsplan dat de basis vormde voor de huidige uitleg van het dorp: een schil van nieuwbouw rond het beschermde dorpsgezicht van Brink en omgeving.
Beverweerd
Aan de overkant van de Kromme Rijn staat kasteel Beverweerd, dat als woontoren begon in de tweede helft van de dertiende eeuw. Dit kasteel werd in de loop der eeuwen uitgebreid en verbouwd. Het huidige aanzicht is tijdens de restauratie van 2007 tot stand gekomen en grijpt terug op het uiterlijk van 1836 toen het kasteel werd verbouwd en gepleisterd. De bewoners uit de late middeleeuwen bemoeiden zich actief met de politiek en machtsverhoudingen in de lage landen. In 1563 kwam het kasteel in bezit van de familie Oranje-Nassau. Het huis kreeg een functie van buitenplaats. De Nassaus bleven tot 1782, daarna ging het huis via vererving over in handen van verscheidene adellijke families. In 1958 werd het kasteel verkocht en werd het ingericht als internationale school. Recentelijk zou het een bestemming tot zorginstelling krijgen, maar wegens financiële problemen is dat niet doorgegaan.