Rhenen en Achterberg

Gepubliceerd op 5 april in Verleden.

Oorlogen

De oudste historische vermelding van Rhenen die met zekerheid op Rhenen betrekking heeft, dateert van 855 (villa Hreni). Doordat men later dacht dat de naam van de stad ontleend was aan de Latijnse naam voor de rivier de Rijn, Rhenus, is men de naam met een H gaan spellen. Rhenen was in 855 nog geen stad, maar een agrarische gemeenschap. Archeologische vondsten uit de omgeving tonen aan dat de bewoning in de omgeving van Rhenen tot zeker honderden jaren voor onze jaartelling teruggaat. Rond 1258 kreeg Rhenen stadsrechten van de Utrechtse bisschop. Voor de bisschop was Rhenen van groot belang als meest oostelijke nederzetting van het Sticht langs de Rijn. De verdediging van de omgeving werd aanvankelijk door het bisschoppelijke slot De Horst in Achterberg verzorgd, maar in 1346 werd de stad Rhenen van een stenen ommuring voorzien en was daarmee uitgegroeid tot meest strategische voorpost van de bisschoppen tegen de hertogen van Gelre. Rhenen heeft veel onder oorlogsgeweld en andere rampspoed geleden. In 1400 eindigde een uit de hand gelopen ruzie in een enorme stadsbrand, waarbij onder andere het stadhuis en de pas voltooide kerk uitbrandden. Tijdens het bewind van bisschop David van Bourgondië en zijn opvolgers werd de stad vier keer ingenomen; in: 1481, 1483, 1499 en 1527. In de Tachtigjarige oorlog ontstonden er plannen voor de vorming van een linie tussen Rhenen en Amersfoort en werden er enige schansen aangelegd. Deze linie, de Grebbelinie zou pas in de tweede helft van de achttiende eeuw effectief worden aangelegd. In 1672 bood ze in ieder geval geen soelaas. Rhenen bood zichzelf in 1672 aan de Fransen aan in ruil voor de garantie dat de stad niet geplunderd zou worden. Hierop werd de stad geplunderd door de Staatse troepen! Een ander saillant detail is dat toen de Franse hoofdmacht tot in Rhenen gevorderd was, in Rhenen de onderhandelingen over vrede begonnen. De Staten Generaal boden miljoenen, maar de Franse koning die zichzelf zeker achtte van de overwinning, wilde de Zeven Provinciën uitknijpen tot de laatste druppel en eiste meer. Den Haag weigerde en men wist uiteindelijk het tij te keren en de Fransen te verdrijven. De bezette gebieden werden wel uitgemergeld en ook in Rhenen resulteerde dat in het betalen van grote schattingen. De laatste keer dat Rhenen met oorlogsgeweld geconfronteerd werd was in 1940. De hevige gevechten aan de Grebbelinie resulteerden in nagenoeg de gehele verwoesting van de stad. De Cunerakerk en -toren kwamen vrijwel ongeschonden door de strijd, maar in 1945 werd de net gerestaureerde kerk alsnog door Engelse bommen zwaar beschadigd.

Sint Cunera

De kerk van Rhenen is gewijd aan Cunera. Cunera ging rond 337 op bedevaart in gezelschap van haar nicht en 11.000 maagden naar Rome. Op de terugreis over de Rijn werden ze overvallen door Atilla de Hun en vermoord. Cunera werd echter gered door de koning van de Rijn en meegenomen naar zijn burcht te Rhenen. Daar zat de vrouw van de koning niet op te wachten en zij raakte helemaal verteerd door jaloezie toen Cunera het symbool van de huiselijke macht werd toevertrouwd, de sleutel van de voorraadschuren. Tijdens een jachtpartij van haar man wurgde de koningin haar en begroef haar in de stal. Door een wonder kwam de moord uit en de koningin werd op de pijnbank gelegd, verloor haar verstand en stortte zich van een berg, naar verluidt de Grebbeberg. De eerste Utrechtse bisschop Willibrord zou Cunera hebben heilig verklaard op aandringen van de lokale bevolking. Het verhaal werd in de tweede helft van de veertiende eeuw opgetekend en was een zet van de Rhenense bevolking om Cunera te vermarkten en van Rhenen een bedevaartplaats te maken. Op deze wijze kon geld gegenereerd worden. Dit nam serieuze vormen aan toen in 1400 de kerk was uitgebrand en er een nieuwe kerk moest worden gebouwd. Men wijdde deze aan Cunera die de beschermheilige was van keelzieken en paarden (wurging/ wonder in de stal). De verering kwam goed op gang en de jaarlijkse Cuneraprocessie werd druk bezocht. Via aflaten stroomde het geld binnen en was Rhenen in staat een grote kerk met dito toren (1492) te bouwen en in stand te houden. De Cunerakerk werd in 1898 gerestaureerd door de beroemde architect Cuypers en eind jaren dertig en in de oorlogsjaren gerestaureerd. De restauratie was net klaar toen de kerk oorlogsschade opliep en opnieuw gerestaureerd moest worden.

Gezicht vanuit het zuiden over de Rijn op de stad Rhenen 1768. Cat.nr. 110143
Gezicht vanuit het zuiden over de Rijn op de stad Rhenen 1768. Cat.nr. 110143
Kaart gemeente Rhenen 1865. Cat.nr. 110182
Kaart gemeente Rhenen 1865. Cat.nr. 110182
Heren

Rhenen en omgeving waren in de tiende eeuw als grootgrondbezit in handen van enkele Utrechtse kerkelijke instellingen, en van Duitse kloosters als Werden (aan de Ruhr), Deutz (bij Keulen) en de abdij van Fulda. Het land was onderverdeeld in domeinen (villa’s) met een vroonhof (curtis) als centraal gebouw van waaruit de landerijen geëxploiteerd werden. De nederzetting Rhenen is ontstaan op grond die aan de abdij van Deutz toebehoorde. De graaf van Gelre kocht deze van de abdij in 1256 en maakte er een leen van. Rhenen was toen Stichts grondgebied, maar een leen van Gelre. Dit leidde tot een soort tweeherigheid. Vanaf 1449 was de Utrechtse bisschop alleenheerser in Rhenen. Met het einde van de landsheerlijke macht van de bisschoppen werd keizer Karel V de nieuwe heer. Daar hij ook landsheer van Gelre was, kwam een einde aan het strategisch belang van het stadje op de grens van het Sticht en Gelre. De nieuwe landsheer werden uiteindelijk de Staten van Utrecht.

Huis voor een heer zonder macht

Een uitzonderlijke periode in de geschiedenis van Rhenen was de komst van de verdreven vorst Frederik V van de Palts. Deze neef van prins Maurits werd verjaagd uit Bohemen en de Palts. Omdat hij slechts één winter in Bohemen had geregeerd werd hij de winterkoning genoemd. Hij kreeg in de Zeven Provinciën asiel. Als groot liefhebber van de jacht, koos hij Rhenen uit als vestigingsplaats voor de zomer. Het oude Agnietenconvent werd rond 1630 afgebroken en vervangen door een renaissance-paleisje. Het paleis werd in 1812 afgebroken onder het Franse regime omdat het Engels bezit was.

Middelen van bestaan

Rhenen en de kern Achterberg waren in hoofdzaak agrarische nederzettingen. Het accent lag op de akkerbouw en in eerste instantie op bosbouw. Toen de bossen grotendeels geoogst waren, werden de ontstane heidegronden benut voor schapenbeweiding. De mest van de schapen werd benut voor de akkerbouw en vanaf de zeventiende eeuw voor de tabaksteelt. De intensieve teelt van tabak vergde veel mest en aangezien de teelt in Rhenen en omgeving lang in stand bleef, vond de herbebossing hier later plaats dan elders op de Utrechtse Heuvelrug. Met de komst van kunstmest werden de schapen verdrongen en kon herbebossing plaats vinden. De tabaksteelt liep begin twintigste eeuw ten einde. De aanwezigheid van de uiterwaarden bood mogelijkheden tot het delven van klei voor baksteenfabricage. Richting Gelderse Vallei lagen uitgestrekte venen die voor de turfstekerij werden benut en uiteindelijk de zelfstandige nederzetting Veenendaal opleverden. In Rhenen zelf ontstond een bescheiden stedelijke economie. Er waren markten (handel) en gilden (handwerk). Bisschoppelijke activiteiten als tolheffing en muntslag zorgden voor extra nering, maar Rhenen moest deze activiteiten aan Wijk bij Duurstede afstaan. De stad wist als pelgrimsoord veel geld te genereren. In de negentiende eeuw ontstond er enige industriële activiteit; het merendeel van de bevolking bleef zijn geld verdienen in de agrarische sector. De stad was het verzorgingscentrum voor de onmiddellijke omgeving en kende om die reden een bescheiden winkelstand.

Stedelijke ontwikkeling Rhenen

Rhenen is ontstaan aan de Via Regia, de handelsweg tussen Keulen en Utrecht. Het deeltracé van deze weg in de stad lag ongeveer waar nu de Weverstraat ligt. Vanaf hier heeft zich het stratenplan ontwikkeld. Eerst werd er richting rivier uitgebreid via de huidige Rijnstraat en ontstond een handelswijk met een raadhuis en kerk aan de oude Via Regia. Later breidde de stad in noordelijke richting uit en werd de doorgaande route van de Via Regia verlegd naar de Herenstraat, die tussen twee stadspoorten in lag. Na de ommuring is de stedelijke ruimte nauwelijks verder ingevuld. De sloop van de verdedigingswerken kort na 1840 leidde niet tot expansie van de stad. Er werden op de gesloopte delen wandelparken aangelegd. Pas tijdens de Eerste Wereldoorlog en daarna vond er expansie plaats. Na de verwoesting van de oude binnenstad in 1940 werd vrijwel direct begonnen met de wederopbouw in de retrostijl van de Delftse School. De maat van de oude stad was toonaangevend. Stedenbouwkundig werden kleine wijzigingen doorgevoerd. De herrezen binnenstad werd duidelijk afgebakend van de nieuwbouw die buiten de binnenstad verrees.

Kern Achterberg

Het dorp Achterberg is ontstaan uit enkele bij elkaar in de buurt liggende boerderijen. Tot na de Tweede Wereldoorlog bleef het een agrarisch getint gehucht. Toch was het ooit een belangrijke plek voor de Utrechtse bisschop omdat hier op de grens van Sticht en Gelre kasteel Ter Horst stond, een belangrijke militaire veste en een bestuurscentrum waar de Utrechtse bisschoppen vaak vertoefden. Het was ook de verblijfplaats van de maarschalk van het oostelijke deel van het Sticht. In 1527/28 werd slot Ter Horst afgebroken, maar de verdedigende functie van de stenen werd nieuw leven ingeblazen omdat ze hergebruikt werden om de stadsmuur van Rhenen te versterken. De nieuwbouwwijk van Achterberg is naar het kasteel genoemd.