Betreft:
- verklaring van A.D. Joncheer dd. 10 september 1658 dat ten laste van Godart de Coninck op diens huis Rhodesteyn drie plechten rusten;
- Afschrift van een akte, voor notaris J. van Snelderweert te Utrecht, waarbij Otto Catz Jacobus Becker machtigt om voor schout en gerecht van Nederlangbroek te transporteren aan Anthonis van Honthorst een plecht van 2000 gulden dd. 12 juli 1647 en 12 juli 1657 wederom verleend ten laste van Godart de Coninck, gevestigd op diens huis Rhodesteyn en 30 morgen te Nederlangbroek, 10 september 1658.N.B. Met opgenomen verklaring dd. 30 juni 1659 van Otto Catz dat Anthonis van Honthorst hem heeft betaald;
- afschrift procuratie dd. 8 maart 1659, voor notaris G. Houtman te Utrecht, waarbij Geertruijt van der Hoeven, weduwe van Crijn van der Horst, te Utrecht, geassisteerd door haar dochter Grietje van der Horst, haar zoon Aert van der Horst machtigt om mede namens haar een plecht van 2000 gulden door haar verstrekt aan Godart de Coninck en gevestigd op diens huis Rhodesteyn te Nederlangbroek te transporteren aan Anthonis van Honthorst;
- verklaring van Diderick van Rijssen dd. 8 maart 1659 dat Geertruijt van der Hoeven door haar gemachtigde op die dag voor het gerecht [Nederlangbroek] een plecht van 2000 gulden heeft laten transporteren aan de kinderen van de overleden Gerard van Honthorst;
- verklaring van De Romare dd. 13 april 1659 dat op het huis Rhodesteyn te Nederlangbroek 8 plechten van Godard de Coninck zijn gevestigd;
- verklaring van Aert van der Horst dd. 23 december 1659 dat hij 2000 gulden van de erfgenamen van Gerard van Honthorst heeft ontvangen ingevolge het transport van de betreffende plecht;
- omslag van een brief gericht aan Diderick van Rijssen in de Zuilenstraat te Utrecht