Akte voor Johan de With, schout, Peter Jansz van Velpen en Anthonis Cornelisz Nijkercken, schepenen van Nederlangbroek, waarbij Peter Arisz van Cuijck, wonend op Meulestein, als gemachtigde van het Convent van Abraham Doly, geassisteerd door gemachtigden van de stad Utrecht ten eenre en gemachtigden van het Barbara en Laurentius Gasthuis ten andere, ingevolge procuratie dd. 25 november 1667 voor notaris W. van Velpen te Utrecht, verklaren publiekelijk te hebben verkocht op 4 oktober 1656 [!] aan Johan Grauwert, heer van Weerdesteyn, de helft van het nabeschreven land, waarbij het nadien ontstane geschil door het Hof van Utrecht op 28 mei 1664 is afgedaan, en nu te transporteren aan Anna Cornelia van der Marssche (weduwe van Adolf van Oostrum) als erfgename van de overleden Bitter van der Marssche, heer van Hindersteyn, 10,5 morgen weiland in Nederlangbroek, met boven de heer van Weerdesteyn en beneden het kapittel van St.Jan te Utrecht, strekkend uit de Langbroekerwetering tot in de Hoofdwetering, gebruikt door Gerrit de With te Cothen, 10 juni 1679