Maarn en Maarsbergen

Gepubliceerd op 5 april in Verleden.

Engen, kampen en marken

Archeologische sporen op het grondgebied van Maarn en Maarsbergen wijzen op prehistorische bewoning. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor bewoning in de Romeinse Tijd. De eerste vermeldingen van Maarn en Maarsbergen dateren respectievelijk van 1028 (Mandron) en 1134. Zowel Maarn als Maarsbergen liggen op de middelhoge gronden langs de westelijke flanken van de Utrechtse Heuvelrug, waar akkerbouw na ontginning nog mogelijk was. Het in gebruik nemen van deze gronden voor akkerbouw was door de toename van de bevolking in de tiende eeuw noodzakelijk De akkercomplexen lagen bij de boerderijen en deze aaneengesloten gronden werden engen genoemd. De gronden die minder van kwaliteit waren voor de aanleg van bouwland, werden wel ontgonnen maar op meer onregelmatige wijze in blokken, die niet aaneengesloten waren en buiten de eng lagen. De arme hogere gronden werden na ontbossing voor beweiding van schapen gebruikt. Voor het beheer van deze heidevelden werden in de Middeleeuwen zowel in Maarn als in Maarsbergen buurschaporganisaties opgericht, de zogenaamde marken. Eeuwenlang, tot in de twintigste eeuw, waren landbouw, veeteelt en bosbouw de voornaamste bronnen van bestaan.

Gezicht, over een vijver, op de voorgevel van huis Maarsbergen 1869. Cat.nr. 27986
Gezicht, over een vijver, op de voorgevel van huis Maarsbergen 1869. Cat.nr. 27986
Kaart gemeente Maarn 1867. Cat.nr. 28165
Kaart gemeente Maarn 1867. Cat.nr. 28165
Rechtsmacht en bestuur

In de marke Maarn waren in de Middeleeuwen de uitgestrekte heide- en veengronden in bezit van de bisschop van Utrecht. De rechten op de tienden en een groot deel van de gronden zijn op een onbekend tijdstip overgedragen aan het Domkapittel te Utrecht. De rechtsmacht hield de bisschop aan zichzelf. In 1644 deed het Domkapittel de woeste gronden van de hand en verlootte deze onder de gerechtigden van de marke. De bisschop liet zich vertegenwoordigen door een schout. Deze werd eerst bijgestaan door alle buren (grondgebruikers) en landgenoten (eigenaren van de grond). Uiteindelijk werden uit deze groep mensen buurraden of buurmeesters aangewezen om de gehele gemeenschap te vertegenwoordigen. De rechtsmacht ging over van de bisschop op keizer Karel V en zijn zoon Philips II. Nadien was deze in handen van de Staten van Utrecht. In Maarsbergen zijn de rechtsmacht en talrijke goederen in handen gekomen van de abdij van Berne. Deze abdij is gesticht in 1134 door heer Fulco van Berne en zijn vrouw Bescela van Someren die onder andere Maarsbergen in bezit hadden. De bisschop van Utrecht deed kort daarop ook een schenking en dat leidde tot het stichten van een uithof op deze landerijen door de eerste abt van Berne. Een uithof was een agrarisch bedrijf dat door en voor het klooster de grond ontgon en exploiteerde. Deze uithof groeide uit tot een klooster of proosdij, dat in 1218 en 1430 afbrandde. Uit de proosdij ontstond het huis Maarsbergen. In de periode van 1561 tot 1587 werd de proosdij aan particulieren verhuurd en na de Reformatie kwam het goed in handen van de Staten van Holland. Allereerst beheerden de Staten het goed, maar na de Vrede van Munster werd het geconfisqueerd en in 1656 verkocht. De Amsterdamse koopmanszoon Samuel de Marez werd eigenaar. De Marez kreeg het recht tot benoeming van de schout. Aangezien hij op een gegeven moment ook bijna alle grond in Maarn bezat, vroeg hij of hij ook voor het gerecht Maarn het benoemingsrecht kon krijgen, hetgeen hem door de Staten van Utrecht gegund werd. Bij gebrek aan een eigen schout werd het ambt gedeeld met dat van Leusden. In de Franse Tijd werden de gerechten samengevoegd en weer gesplitst met als resultaat in 1815 een gemeente Maarn die uit de oude gerechten Maarn en Maarsbergen was samengesteld. Op 1 januari 2006 hield Maarn als zelfstandige gemeente op te bestaan en werd onderdeel van de nieuwe gemeente Utrechtse Heuvelrug.

Ontwikkeling nederzetting Maarn

De middeleeuwse bebouwing van de kern werd gevormd door een gering aantal boerderijen aan de rand van de eng. Verder lagen er nog wat verspreide boerderijen. Tot in de negentiende eeuw kwam het inwonertal niet boven de honderd. Bij de aanleg van de spoorlijn Utrecht-Arnhem in de jaren veertig van die eeuw kwam daarin verandering. De zogenaamde ‘Rhijnspoorweg’ mocht om militair-strategische redenen niet langs de Rijn aangelegd worden. Gekozen werd voor een traject over de Heuvelrug. Vanwege de geringe trekkracht van de locomotieven mocht de helling van de spoorlijn niet te groot zijn. Hiervoor moest de Maarnse Berg doorgegraven worden. De grondwerkers werden uit de grote steden gehaald, met name Amsterdam. Een aantal werkers vestigde zich permanent te Maarn in een buurtje dat de bijnaam Klein Amsterdam kreeg. Het afgraven van zand eindigde na de doorgraving niet. Ook voor projecten elders werd zand afgegraven. De zanderij stopte pas in 2002. De komst van een rangeeremplacement in 1901 zorgde voor verdere groei. Door uitbreiding van deze faciliteit in de jaren twintig werd de wijk Tuindorp gebouwd om het nieuwe personeel te huisvesten. Het begin van een dorpskom was ontstaan. Begin jaren dertig ging het emplacement al weer dicht en volgde een massale uitocht. Door een campagne werden nieuwe bewoners aangetrokken. Nieuwe bewoners zijn blijven komen, vooral na WOII. Kapitaalkrachtige forensen konden van de gemeente grote percelen kopen, want de gemeente had zelf de voormalige gemeenschappelijk gebruikte woeste grond aangekocht. De gemeente exploiteerde zelf ook bouwlocaties voor forensen; daarnaast groeide de bevolking door een geboorteoverschot. De dorpskom is aan beide zijden van het spoor ontwikkeld en kenmerkt zich door veel groen in grote tuinen. De huizen met parken, de buitenplaatsen, zijn grofweg tot stand gekomen in de periode 1830 1915. De ontwikkeling van deze buitenplaatsen past in een breder kader dan enkel de gemeente Maarn. Het was een tendens die in die periode op de gehele Heuvelrug plaats vond, van Utrecht tot Rhenen.

Ontwikkeling Maarsbergen

Ook in de buurtschap Maarsbergen was de ontwikkeling eeuwenlang gering. De komst van de spoorlijn in de jaren veertig van de negentiende eeuw had aanvankelijk nauwelijks gevolgen, ondanks een halteplaats. De ontwikkeling bleef achter bij Maarn omdat de meeste grond in particuliere handen bleef en de gemeente hier niet actief kon optreden. Tot 1940 bleef nieuwbouw beperkt tot bij het station en werden een paar nieuwe wegen aangelegd. In 1883 werd een kerk gebouwd. Na 1945 bleef de uitbreiding, zeker in verhouding tot Maarn, beperkt. Het sluiten van het station in 1972 beperkte de groei ook enigszins. Een ontwikkeling die op de gehele Utrechtse Heuvelrug plaats vond na de hausse van de buitenplaatsen, is de vestiging van instellingen in buitenplaatsen, maar ook in nieuwbouw. Een voorbeeld van nieuwbouw is Valkenheide ten oosten van het huis Maarsbergen ver buiten de dorpskom. Dit opvoedingsgesticht is in 1911/12 gebouwd voor de Hervormde Synode voor moeilijk opvoedbare jongens.